Geelkoperen twaalfarmige bolkroon

Meer informatie aanvragen
Prijs op aanvraag

Wereldwijde verzending mogelijk

Herkomst
Holland, Nederland
Periode
17e eeuw
Materiaal
Messing, ijzer
Hoogte
98 cm
Diameter
105 cm
Literatuur

W. van Biemen, B. Linskens & A. de Groot (ed.), Koper in kerken, Leiden 2018, pp. 41 - 44.
O. ter Kuile, Koper & Brons, Den Haag 1986, pp. 134 - 141.

Vragen over dit object?

Kies een van de onderstaande contactmogelijkheden:

Omschrijving

Deze Hollandse gegoten geelkoperen bolkroonluchter met twee hoogten bestaat uit een ronde smeedijzeren stang met ijzeren splitpen, een geelkoperen hangring, een stamdeel, twee standringen, twaalf S-vormige armen met vetvangers en kaarsenhouders, een bol en een druppel onderaan. Het stamdeel boven de bovenste standring bestaat uit een knopvorm en een paddestoelvormige baluster, het deel tussen beide standringen is vaasvormig. De standringen hebben zes gaten waarin de armen zijn bevestigd met een nok met daarin een balustervormige en geprofileerde pin. De armen zijn aan de stam versierd met voluten, waarvan de binnenste een gestileerde dolfijn voorstelt. De diepe, S-vormige armen, lopen uit in een verdikking waaraan de vetvangers met kaarsenhouders zijn bevestigd. De vetvangers hebben een vlakke rand een een verdieping naar het midden toe. De geprofileerde kaarsenhouders hebben een balustervormige voet. Onder de onderste standring is de bol bevestigd, met daaronder de sterk geprofileerde druppel.

Deze kroonluchter is een kenmerkende Hollandse kroonluchter, met een grote bol aan de onderkant en S-vormige armen. De, met klei of zand, verzwaarde bol houdt de kroonluchter in balans en zorgt er voor dat hij recht hangt, zodat de kaarsen gelijkmatig op branden. Ook reflecteert de opgepoetste en glanzende bol het licht van de kaarsen op de, diep naar beneden buigende, armen. Dit type kroonluchter deed zijn intrede rond 1600 in kerken, openbare gebouwen en de huizen van rijke burgers. Als gevolg van de Opstand en de economische spanningen vluchtte veel ambachtslieden, waaronder geelgieters, in de zestiende eeuw vanuit de Zuidelijke Nederlanden naar de Noordelijke Nederlanden. Door de beeldenstorm in 1566 en de overname van een groot aantal katholieke kerken door protestanten ging er veel koperwerk verloren en ontstond er in de zeventiende eeuw een toenemende vraag naar nieuw koperwerk. De Republiek, en in het bijzonder Amsterdam, werd door de beschikbare kennis, ambachtslieden en opdrachten het centrum van de geelgieterij. De kroonluchters werden gegoten met de zandgietmethode; houten modellen werden in zand gedrukt, waardoor er een mal ontstond voor het gieten van de kroonluchter. Na het gieten werd het afgekoelde en ruwe object afgewerkt op de draaibank.  

Legal


Site by Artimin