Gedraaide beker met daarin 100 gestapelde bekers

Meer informatie aanvragen
Prijs op aanvraag

Wereldwijde verzending mogelijk

Herkomst
Augsburg (?), Zuid-Duitsland
Periode
Ca. 1650
Materiaal
Lindehout
Hoogte
20 cm
Diameter
10 cm
Literatuur

B. Gundestrup, Det kongelige danske Kunstkammer 1737 - The Royal Danish Kunstkammer 1737, Hadersleve 1981, pp. 322 - 324.
R. Schürer, ‘Die Kunst- und Wunderkammer’, in: D. Hess, D. Hirschfelder (ed.), Renaissance, Barock, Aufklärung, Kunst und Kultur vom 16. bis zum 18. Jahrhundert, Die Schausammlungen des Germanischen Nationalmuseums, Band 3, Neurenberg 2010, p. 262, 263.

Vragen over dit object?

Kies een van de onderstaande contactmogelijkheden:

Omschrijving

Hoogte beker 16.2 cm.
Diameter cuppa 6.3 cm.
Diameter voet 6.2 cm.

Deze exceptionele gedraaide houten beker is van een uitzonderlijke kwaliteit en complexiteit. De rijk gedecoreerde voet en stam dragen een beker met daarin honderd papierdunne bekers (0.15 - 0.20 mm). Deze bekers zijn individueel gegraveerd en zijn genummerd, de buitenste beker is nummer 99, de binnenste beker nummer 1. Alle bekers zijn aanwezig. De bekers passen perfect en naadloos in elkaar, met minieme speling. Het spreekt van uitzonderlijk vakmanschap om deze bekers met dit niveau van nauwkeurigheid te vervaardigen. Het hout van de bekers is zo dun dat het licht doorlaat en wanneer de bekers tegen het licht gehouden worden schijnen ze prachtig amberkleurig door. De verschillende lagen van de beker, gedecoreerd met terugkerende patronen van inkepingen en ringen, laten de kundigheid van de maker zien. Het is uitzonderlijk om zowel de beker als de bijpassende foedraal in deze conditie te treffen. Er is een klein aantal soortgelijke bekers bekend, zie bijvoorbeeld de twee bekers in het Nationalmuseet in Kopenhagen en de beker in het Germanischen Nationalmuseum in Neurenberg, allen gekenmerkt door hetzelfde hoge niveau van vakmanschap.

De voet van de beker is geperforeerd met een repetitief patroon van vier boogjes boven twee halve geperforeerde manen, versierd met inkepingen. De rand van de voet en het gedeelte net boven de voet bestaat uit verschillende ringen en inkepingen. De voet wordt gevolgd door een ronde, kooivormige constructie, met daarin een kleine houten bal. Dit balletje is gemaakt van hetzelfde hout als de spijlen van de kooi, en is niet later toegevoegd via de centrale as, maar met een dun mesje tussen de spijlen door losgesneden uit de stam van de beker. Dit uitzonderlijke detail bevestigd nogmaals het vakmanschap van de maker. Boven de ronde kooi komen dezelfde versieringen als op de voet en onder de kooi terug. Daarboven is een rond tussenstuk van donker hout aangebracht, wederom gedecoreerd met een repetitief patroon. Dit donkere hout wordt gevolgd door twee versierde schijven waartussen de stam van de beker zichtbaar is. Om de stam bevinden zich zes bijzonder fijne en dunne ringetjes die, net als het balletje in de kooi net boven de voet, niet later zijn toegevoegd maar uit hetzelfde hout als de stam op vaardige wijze zijn losgesneden en gedraaid. De ringetjes zijn los beweegbaar. Daarboven is nogmaals een tussenstuk van gedraaid donker hout met patroon ingevoegd. De gegraveerde beker, met daarin de honderd kleinere gestapelde bekers, rust op het delicaat gesneden bovenstuk van de stam. De buitenste beker is gerestaureerd door middel van een inzet. De honderd kleinere beker zijn net als de grote beker gegraveerd, en hebben een gekartelde bovenrand. De deksel van de beker is gedraaid en geperforeerd in hetzelfde patroon als de voet van de beker. Boven op de deksel is een knop aangebracht om de deksel makkelijk op te lichten. De foedraal bestaat uit een rechte cilinder, uitbundig gedecoreerd met een fijn patroon van banden met repetitieve inkepingen, groeven en uitsparingen, en bijpassende deksel. Op de bovenkant van de deksel met opstaande rand is een zevenbladige bloem uitgesneden, met een iets verhoogd hart. Het aantal gestapelde bekers in de beker wordt aangegeven door middel van de sterretjes op de bodem van het foedraal: één ster staat voor tien bekers. De op maat gemaakte foedraal dient ter bescherming van de uiterste fragiele beker, die naadloos in de foedraal past.

Er is een klein aantal gedraaide bekers met een veelvoud van stapelbare bekers in de binnenzijde wereldwijd bekend. De grootste gedocumenteerde collectie bekers is opgetekend in de inventaris van de wunder- en kunstkammer in Schloss Rosenborg (Denemarken) in 1674: in deze inventaris worden negentien bekers met daarin kleinere bekers beschreven. Een aantal van deze bekers bevinden zich nu in de collectie van het Nationalmuseet in Kopenhagen. Andere bekende bekers, oorspronkelijk uit deze of andere kunstkammercollecties, bevinden zich als losse objecten of per twee in (museale) collecties. Er zijn geen latere of eenvoudigere versies van dit concept bekend, wat doet vermoeden dat het de specialiteit was van één meester of een select gezelschap meesters, die de kennis, kunde en technologische middelen (een speciaal daarvoor vervaardigde draaibank) hadden om deze papierdunne bekers te vormen. Er is een drietal theorieën rondom de vervaardiging van deze bekers en de vermeende meesters, geformuleerd door dr. ir. Alex Van den Bossche. De meest waarschijnlijke hypothese is dat het overgrote deel van de bekers met daarin honderd stapelbare bekers met bijpassend foedraal zijn gemaakt door één meester of één atelier, werkzaam in Schloss Rosenborg. Deze koninklijke hofdraaier zal in opdracht van het hof de bekers vervaardigd hebben, waarbij hij of zij de technische procedure en kennis om de bekers papierdun te draaien geheim heeft gehouden om zo de bijzonderheid van zijn of haar werk te behouden. De complexiteit en de elegantie van deze bekers, in combinatie met de gelijksoortigheid van de bekers in de collectie van Schloss Rosenborg en de foedralen die zorgden dat de bekers heelhuids verplaatst en verstuurd konden worden, wijst in de richting van koninklijke diplomatieke geschenken, vervaardigd in één werkplaats. Een andere optie is dat deze gespecialiseerde meester rondreisde en andere draaiers instrueerde hoe deze bekers vervaardigd konden worden. Dit verklaart de hoge concentratie bekers in de inventaris van 1674 niet. Een laatste, en de minst waarschijnlijke optie, is dat het proces en de benodigde specialistische kennis gedocumenteerd waren en de zo de specialistische kennis over verschillende Europese werkplaatsen verspreid is. De bekers werden volgens deze theorie door verschillende draaiers gemaakt. De documentatie, of sporen van nu vergane documentatie, waarin dit proces beschreven is zijn niet bekend. Aan de hand van bovenstaande opties, en totdat er een inventaris bekend is waarin meer dan negentien soortgelijke bekers worden vermeld of totdat er een bewijs is van andere ateliers die deze bekers produceerden, concludeert dr. ir. Alex Van den Bossche dat er één koninklijke hofdraaier de bekers vervaardigd heeft: de ‘Schloss Rosenborg Master Turner’.  Deze beker en foedraal, en de bekers uit de collectie van Schloss Rosenborg hebben een treffende overeenkomst in vakmanschap en vormgeving: het is hoogstwaarschijnlijk dat het een en dezelfde meesterlijke hand betreft. In de lijn van de theorie van dr. ir. Van den Bossche kan gesteld worden dat deze beker vervaardigd is door de koninklijke hofdraaier van Schloss Rosenborg.   De beker is vervaardigd door het draaien en bewerken van het hout op een draaibank. Dit gebeurde op dezelfde manier als het draaien van ivoor. In de zestiende en zeventiende eeuw was dit een nobele hobby, beoefend door Europese adel, prinsen en koningen. Het draaien van hout en ivoor, met behulp van een mechanisch aangedreven draaibank, werd gezien als een gepast en deugdelijk tijdverdrijf, waarbij de beoefenaar getraind werd in precisie en concentratie, en tegelijkertijd fascinerende objecten vervaardigde. Vaak werden deze meesterstukken als (diplomatieke) gift gebruikt en vonden ze een plek in kunstkamers. Ambachtslieden die gespecialiseerd waren in het draaien van hout en ivoor fungeerde als leraar voor de adel, en verbleven vaak op het hof. Het draaien gebeurde op mechanische wijze met een draaibank: een stuk hout of ivoor werd vastgezet in de draaibank, die het object in twee of drie richtingen tegelijkertijd kon laten bewegen. De maker nam een scherpe pen of voorwerp, en hield deze tegen het draaiende hout of ivoor. Door de verschillende bewegingen en richtingen van het mechaniek kon de maker het object vormen zoals gewenst. Daarbij was het vakmanschap van de maker, en met name zijn of haar geometrische en ruimtelijke inzicht, vaste hand en precies, bepalend voor de complexiteit en verfijning van het eindproduct. Het mechaniek van de draaibank, wat naar voorkeur aangepast worden, maakt deze uitzonderlijke gedraaide voorwerpen de eerste voorbeelden van ‘machine-generated art’. 

Vergelijkbare bekers afkomstig uit de kunstkammer van Schloss Rosenburg:

Nationalmuseet Kopenhagen, Pokal og foderal, inv. nr. 224311

Nationalmuseet Kopenhagen, Pokal og foderal, inv. nr. 224314

 

Vergelijkbare beker in het Germanischen Nationalmuseum in Neurenberg:

Pokal mit 64 eingesetzten Bechern, inv. nr. HG11352_b

 

Legal


Site by Artimin