Geelkoperen 'huwelijks' kroonluchter
Wereldwijde verzending mogelijk
- Herkomst
- Noord-Nederland, waarschijnlijk Amsterdam
- Periode
- 1689
- Materiaal
- Messing, ijzer
- Literatuur
W. van Biemen, B. Linskens & A. de Groot (ed.), Koper in kerken, Leiden 2018, pp. 41 - 44.
O. ter Kuile, Koper & Brons, Den Haag 1986, pp. 134 - 141.
Vragen over dit object?
Kies een van de onderstaande contactmogelijkheden:
Omschrijving
Een Hollandse geelkoperen bolkroonluchter, met op de bol de inscriptie ‘ VP’ en ‘HS’. Tussen de initialen is een brandend hart met twee pijlen gegraveerd. Waarschijnlijk is de kroonluchter ter ere van een huwelijk vervaardigd, en zijn de initialen van de pasgetrouwden. Aan de andere kant van de bol staat het jaartal ‘1689’.
De kroonluchter bestaat uit een ronde smeedijzeren stang met ijzeren splitpen, een geelkoperen hangring, een stamdeel, een standring, acht S-vormige armen met vetvangers en kaarsenhouders, een gegraveerde bol en een druppel onderaan. Het stamdeel boven de standring waaraan de armen zijn bevestigd, bestaat uit afwisselend bolle en holle geprofileerde delen en een deel in de vorm van een paddenstoel met daaronder een grote baluster. De standring heeft acht gaten waarin de armen zijn bevestigd met een nok met daarin een balustervormige en geprofileerde pin. De armen zijn aan de stam versierd met drie voluten, waarvan er twee naar beneden en één omhoog krullen. De diepe, S-vormige armen, lopen uit in een verdikking waaraan de vetvangers met kaarsenhouders zijn bevestigd. De vetvangers hebben een opstaande rand een een verdieping naar het midden toe. De kaarsenhouders hebben een ronde, naar boven toe versmallende vaasvorm met uitstekende rand, op een balustervormige voet. Onder de standring is de bol bevestigd, met daaronder de sterk geprofileerde druppel.
Deze kroonluchter is een kenmerkende Hollandse kroonluchter, met een grote bol aan de onderkant en S-vormige armen. De, met klei of zand, verzwaarde bol houdt de kroonluchter in balans en zorgt er voor dat hij recht hangt, zodat de kaarsen gelijkmatig op branden. Ook reflecteert de opgepoetste en glanzende bol het licht van de kaarsen op de, diep naar beneden buigende, armen. Dit type kroonluchter deed zijn intrede rond 1600 in kerken, openbare gebouwen en de huizen van rijke burgers. Als gevolg van de Opstand en de economische spanningen vluchtte veel ambachtslieden, waaronder geelgieters, in de zestiende eeuw vanuit de Zuidelijke Nederlanden naar de Noordelijke Nederlanden. Door de beeldenstorm in 1566 en de overname van een groot aantal katholieke kerken door protestanten ging er veel koperwerk verloren en ontstond er in de zeventiende eeuw een toenemende vraag naar nieuw koperwerk. De Republiek, en in het bijzonder Amsterdam, werd door de beschikbare kennis, ambachtslieden en opdrachten het centrum van de geelgieterij. De kroonluchters werden gegoten met de zandgietmethode; houten modellen werden in zand gedrukt, waardoor er een mal ontstond voor het gieten van de kroonluchter. Na het gieten werd het afgekoelde en ruwe object afgewerkt op de draaibank.