Tinnen maatkan

Meer informatie aanvragen
Prijs op aanvraag

Wereldwijde verzending mogelijk

Herkomst
Nederlanden
Periode
1500-1550
Materiaal
Tin
Hoogte
22 cm
Diameter
12 cm
Literatuur

J.F.H.H. Beekhuizen, De schoonheid van het oude tin - een overzicht van vijf eeuwen tin, Waalwijk 1998, pp. 12 - 14, 47, 48.
Catalogus Museum Willet - Holthuysen & Provinciaal Museum Sterckshof & Museum Boymans -
Van Beuningen, Keur van tin uit de havensteden Amsterdam, Antwerpen en Rotterdam, Antwerpen 1979, p. 198.
B. Dubbe, Tin en tinnegieters in Nederland, Lochem 1978, pp. 157 -163.
J. Westers, ‘Tinnen inhoudsmaten in Groningen’, Meten & Wegen, 2006, pp. 3206 - 3213.

Vragen over dit object?

Kies een van de onderstaande contactmogelijkheden:

Omschrijving

Deze bodemvondst heeft een eenkakig scharnier en een verticale gietnaad; beide kenmerkend voor vroege tinnen kannen voor 1550. Na 1550 lopen de gietnaden veelal horizontaal en is het scharnier tweekakig. Boven het scharnier is de geprofileerde hamervormige duimrust, de zijkant van het scharnier is gedecoreerd met een uitgewerkte vierpas of bloem. Het scharnier loopt over in het gewelfde handvat, dat onderaan iets naar buiten buigt. Aan de bovenkant van het handvat is een onduidelijk meesterteken aangebracht. De bolle buik staat op een geprofileerde standring en loopt uit in een smalle cilindrische hals. De bovenrand van de hals is gedecoreerd met drie smalle ringen. Het deksel is licht gewelfd. Aan de binnenzijde van het deksel is de natte lap van het scharnier te zien. Op de onderzijde van de kan en aan de binnenzijde van de deksel is het initiaal van de eigenaar ‘V I’ gekrast. Binnen in de kan bevindt zich een maatpegel, welke aangeeft tot hoever de kan volgeschonken moest worden. Zowel natte als droge goederen werden verhandeld als losse waar en moesten dus goed afgewogen en afgemeten worden. Voor natte waar werden kannen gebruikt met een vaste inhoud, welke gecontroleerd werden door keurmeesters. De tinnegieter moest erg precies zijn in de vervaardiging van een maatkan, een afwijking in de vorm betekende immers ook een afwijking van de juiste inhoudsmaat. De maatpegel onderscheidt de maatkan van schenk- en drinkkannen. Op de zijkant van de kan bevinden zich twee ijkmerken: het nummer 77 en een narren- of cherubijnenkopje met daaronder de letter W. De 77 staat waarschijnlijk voor het jaar 1577. De tinnegieter die een narren- of cherubijnenkopje en de W voerde is nog onbekend.

De kan bestaat uit twee verticaal doorsneden helften, die aan elkaar werden geweld. De afzonderlijke helften konden in dezelfde vorm gegoten worden. Daarvoor werd een, meestal houten, mal gebruikt die in een bak met goed aangestampt vormzand gedrukt werd, zodat de helft van de romp in het zand afgedrukt werd. De tinnegieter lichtte daarna het model op: zo ontstond er een ruimte tussen het zand en het model wat even dik was als de beoogde kan. In deze ruimte werd vloeibaar tin gegoten, na afkoeling was de helft in ruwe vorm klaar. De andere helft werd op dezelfde manier vervaardigd. De beide helften werden met behulp van de candeerbout aan elkaar geweld, deze verticale naad in de wand en horizontale naad in de bodem is in de meeste vroege kannen te zien. In de bodem werd een gat gelaten waardoor de spil van de draaibank gestoken kon worden. In de opening van de kan werd een klos met een gat bevestigd voor de spil, zodat de kan rondgedraaid kon worden, zo kon de tinnegieter de kan bewerken en afwerken. Het handvat, deksel en scharnier werden toegevoegd, waarna de bodem werd gedicht met een los plaatje tin. Dit plaatje tin is ook in deze kan te zien aan de onderzijde. Het handvat en de duimrust met kaakscharnier werden aangegoten aan de kan. Op de plek waar het hete tin de kan raakte is een ruwe plek te zien, om te voorkomen dat de kan zou smelten werd er namelijk een natte lap tegen het hete tin gehouden, die een afdruk achter liet. Tot slot werd de kan gepolijst.  Rond 1550 veranderde de manier waarop tinnen kannen gegoten werden. In plaats van twee verticale helften werden een voet en halsstuk aan elkaar geweld, wat resulteerde in een horizontale naad. Het scharnier is in de middeleeuwen en zestiende eeuw nog bijna altijd eenkakig, later werd dit tweekakig, en vanaf de 18e eeuw driekakig. 

Zie voor een soortgelijke, Amsterdamse, kan: ‘Keur van tin’, p. 198. 

Legal


Site by Artimin